By BO VAN DER MEUVEN
In Anna Bolena van Donizetti, die momenteel gaat bij De Nationale Opera, zingen twee belcanto sterren de rollen van Anne Boleyn (Anna Bolena) en Jane (Giovanna) Seymour; Marina Rebeka en Raffaella Lupinacci. Een gesprek over ‘amore e fama’, liefde en roem en nog veel meer.
In de foyer van De Nationale Opera in Amsterdam zitten de twee vrouwen tegenover elkaar. In een mengeling van Italiaans, Spaans en Engels praten we over hun rollen, hun carrières en over ‘het vak’.
Hoe lang kennen jullie elkaar?
Raffaella, lachend: ‘Ik was een fan. Echt waar, een echte fan die de carrière van Marina volgde op Facebook en Instagram en zo. Dat is begonnen toen ik was opgenomen in het jonge artiesten programma (de Accademia Rossiniana) van het Rossini Festival in Pesaro en toen zag ik Marina in Giullaume Tell. Ik was meteen een fan en dat ben ik gebleven en ik vind het geweldig dat ik nu in een productie naast haar sta.’
Marina: ‘Ah, dat was dan in 2013 denk ik. We hebben nog nooit eerder met elkaar gezongen. Deze productie van Anna Bolena is de eerste keer.’
Raffaella: ‘Als het aan anderen gelegen had was ik helemaal nooit in Pesaro terecht gekomen. Zonder agent kom je daar als jonge zangeres helemaal niet binnen, maar ik zat in Bologna en dacht, ik ga gewoon en zie wel wat er gebeurt. Ik nam de trein, meldde me en ik kreeg, waarom weet ik niet meer, de kans om direct voor Alberto Zedda te zingen en werd in de Accademia aangenomen. Ik kreeg dan toch nog te horen dat men niet begreep waarom ik niet bij die of die beroemde agent was, want dat is nu eenmaal zo.
Zonder de juiste agent kom je in Italië nergens binnen. Ik heb de zogenaamd grote agentschappen geprobeerd, maar steeds na een paar maanden dacht ik; dit is niets voor mij’. Nu ben ik heel tevreden meet een agent die voor- en met mij werkt.’
Marina:’ Ik had ook zulke ervaringen, waarin je echt voor jezelf moet opkomen. Ik kom uit Letland en werd bij bepaalde audities of competities afgewimpeld met allerlei excuses zoals: ‘er is al een andere zangeres uit jouw land aangenomen’ of ‘er zijn vandaag geen audities meer.’ Of ze twijfelden eraan of ik als Letse wel een visum zou krijgen. Dan zei ik: ‘Letland is lid van de EU dus dat is geen probleem.’ ‘Weet je dat zeker, is Letland echt een Eu-land?’ Dat soort dingen kom je steeds tegen en ik moest mezelf steeds weer naar binnen vechten en mezelf keer op keer bewijzen. Daar word je misschien wel wat eigenwijs van.
Als mij iets niet bevalt zeg ik het. Ook als ik een productie waar ik in zit niet goedvind of niet begrijp. Mensen vinden dat vreemd. Hoe kan je nou zeggen dat je de productie waar je zelf in staat niet goed vindt of niet begrijpt, maar ja, als het zo is, zeg ik ook. Ik ben niet heel erg moeilijk om mee te werken, maar ik heb mijn grenzen. Ik ga bijvoorbeeld niet helemaal naakt op het toneel staan. Dat werd wel recentelijk van mij gevraagd, maar dat heb ik toch echt geweigerd.’
Raffaella: ‘Dat zou ik ook weigeren. Maar het is best moeilijk om je als zangers, als eenling, staande te houden. Wij, de solisten, zijn altijd min of meer alleen. Orkest- en koorleden zijn altijd een groep en binnen die groep heb je dan ook nog blokken die samen kunnen spannen als hen iets niet aanstaat. Wij moeten dat altijd alleen doen, alleen op komen voor je eigen belangen en misschien lijkt dat dan soms op diva gedrag. Het is heel moeilijk om in het opera vak achter je keuzes te staan. Ik ben altijd mijn eigen weg gegaan.’
Twee sterke vrouwen die heel duidelijke meningen hebben. Dat geldt ook voor de twee vrouwen die ze spelen in Anna Bolena. Marina is Anna en Raffaella is Giovanna/Jane Seymour.
De historische Anne en Jane Seymour hebben elkaar waarschijnlijk amper gekend. Bij Donizetti kennen ze elkaar wel en is Giovanna de hofdame van Anna. Hoe zien zij de twee vrouwen? Zijn het vriendinnen en rivales?
Marina: ‘In de opera wel, maar de historische vrouwen waren heel anders dan de vrouwen die Donizetti presenteerde. De historische Anna was a: geen schoonheid met een mismaakte hand, b: ze was heel erg goed opgeleid c: ze was van heel goede komaf, d; ze was grappig en spitsvondig en e: extreem manipulatief en ambitieus. Ze was een vrouw die door haar achtergrond (ze was een tijdje hofdame bij Mary Tudor in Frankrijk BvM) en liefde voor mooie Franse kleren, een mode icoon was. Ze had als hofdame gezien wat het lot van Catharina van Aragon was (de eerste vrouw van Hendrik de VIII die hem geen zoon had gebaard BvM) en haar zuster was de minnares van Hendrik VIII geweest en had een kind van hem. Dit alles maakte een paar dingen heel duidelijk voor Anna. Ik word de echtgenote en niet de minnares van de koning en ik moet hem een zoon baren. Elisabeth, de eerstgeboren was dus een mislukking. Er volgende nog een zwangerschap maar die eindigde in een miskraam. Daarom is de openingsscène, waarin Anna Elisabeth met een haast wreed handgebaar wegstuurt ook zo belangrijk. Anna heeft Hendrik/Enrico heel erg veranderd. Die was vrolijk, muzikaal en misschien zelfs aardig. Anna was een heks.’
Raffallea: ‘Giovanna, Jane, was heel anders. Niet van zulke goed komaf, misschien aardiger en zeker niet zo goed gekleed als Anna, en dat zien we in deze productie extreem. Ze loopt de rest van de opera, na de scène waarin ze vrijt met Enrico, in haar ondergoed. Dat geeft nogmaals het enorme standsverschil aan tussen de twee, dus ik weet niet of je ze vriendinnen waren. Jane is een normale vrouw, Anna is haast koninklijk van zichzelf.
Marina: Die standsverschillen zijn belangrijk. Giovanna: ‘Ja. Heel belangrijk. Giovanna is lang niet de gelijke van Anna. Ik denk ook dat onze eigen persoonlijkheden terugkomen in de rollen. Marina is zelf ook een heel statige, bijna koninklijke vrouw. Zij heeft een veel sterkere persoonlijkheid in vele opzichten.’
Marina: ‘Ik? Ik ben wel een persoonlijkheid die niet met zich laat sollen. Als ik iets niet goed vind, zeg ik er wat van. Ik ben in ieder geval geen diva zoals sommige sopranen in de Jaren vijftig en zestig waren. Dat kunnen we ook helemaal niet meer zijn. Wij krijgen heel strenge regels opgelegd over ons gedrag. Wij kunnen niet, als Joan Sutherland en Beverly Sills elkaars kleren kapotscheuren, zoals de verhalen gaan, en als echte diva’s tekeer gaan. Wij zijn letterlijk contractueel gebonden aan gedragsregels.
In de jaren vijftig toen Maria Callas deze rol zong, was er veel meer ruimte voor diva gedrag. Grote entrees, eisen van de sopraan etc. Maar er werd ook heel anders en korter gerepeteerd en de artistieke invulling was heel beperkt. Hier staan, daar af, soms repeteren met, soms zonder collega’s. Callas wilde wel meer tijd en meer invulling, maar dat gebeurde maar zelden.En dan een week na Bolena misschien wel Tosca of Lucia zingen. Dat is nu ondenkbaar. Dat maakt het ook een hele andere manier van leven en omgaan met je kunst.
Wij hebben nu heel erg lang gerepeteerd en zijn heel anders met een productie bezig, Jetske (Mijnssen, de regisseur Bvm)) was heel goed voorbereid. Ze kende alles tot in de puntjes, maar toch liet ze veel aan ons over. Ze vroeg onze input en ideeën en ging daar dan, als ze het goed vond, mee verder. Het was veel meer een samenwerking.
Raffaella: ‘Daar ben ik het helemaal mee eens. We hebben veel samen uitgevonden over hoe we met elkaar op het grote, lege toneel om moesten gaan.’
Terug naar Anna en Giovanna. Hoe is die relatie? Giovanna is de hofdame van Anna en de minnares van de koning.
Raffaella; ‘In het eerste scene wordt het al duidelijk dat Giovanna zich schuldig voelt dat ze de minnares van de koning is, maar ze had wel de ambitie om hoger op te komen. In het eerste duet met Enrico maakt Giovanna duidelijk wat ze wil: Amore e fama, liefde en roem.
Click here for the full interview