Skip to main content

TROUW: “Daar komen de Donizetti Queens, met Marina Rebeka in de hoofdrol”

Daar komen de Donizetti Queens, met Marina Rebeka in de hoofdrol. ‘Het dramatische slot is slopend.’

 

Peter van der Lint


14 mei 2021

 

De Tudor Trilogie van Donizetti zal eindelijk in Nederland te zien zijn. Door corona wel met vertraging, maar De Nationale Opera presenteert alvast een amuse-bouche. Met sopraan Marina Rebeka als de drie koninginnen Anna, Maria en Elisabetta.  

De gouden strot van Marina Rebeka kan geraffineerd supersnelle nootjes aan elkaar rijgen. De coloraturen klinken bij de Letse sopraan altijd als pareltjes aan een prachtig lang snoer. Het zijn niet alleen technisch perfecte tierelantijnen, maar ze hebben ook een sterke emotionele lading. Dat maakt haar uitermate geschikt voor het vroeg 19de-eeuwse belcanto-repertoire van Rossini, Bellini en Donizetti. De Nationale Opera (DNO) nodigde Rebeka uit voor de koninginnerollen in de Donizetti-opera’s die bekend staan als de Tudor Trilogie

Drie koninklijke drama’s met respectievelijk Anna Boleyn, Mary Stuart en Elizabeth I in de hoofdrol. Anna en Mary worden onthoofd, Elisabeth kan de onthoofding van haar vroegere amant Robert niet verhinderen. Alle drie hebben ze aan het dramatische slot van hun opera een grote, spectaculaire monoloog vol vocaal vuurwerk.  

De eerste opera – Anna Bolena – had deze maand in première zullen gaan. Vanwege corona moest DNO die titel en de volgende twee steeds een jaar doorschuiven. Maar als amuse-bouche is komende zondag alvast een online concert te zien waarin hoogtepunten uit de opera’s uitgevoerd worden. Met Marina Rebeka als stralend middelpunt.  

‘De enorme finale climax is slopend’ 

De snelle strot die haar als zangeres roem opleverde, blijkt ook optimaal te functioneren in de praatstand. Rebeka heeft duidelijk zin in het gesprek, struikelt soms over alle interessante wederwaardigheden die ze wil delen, en vergeet pardoes de tijd. Na ruim een uur schrikt ze op, verontschuldigt zich, en loopt op een holletje naar de inpandige Opera Studio waar ze een masterclass aan de jonge zangers in opleiding gaat geven. De koningin gaat stukjes van de scepter doorgeven aan haar troonopvolgers.  

Ze heeft de titelrollen in Anna Bolena en Maria Stuarda al op het toneel gedaan, vertelt ze, die van Elisabetta in Roberto Deve¬reux is nieuw voor haar. Die laatste titel, pas in 2024 in Amsterdam te zien, is ze nu mondjesmaat aan het instuderen. De rol daarin van de Virgin Queen geldt als zwaarste van de drie. “Al deze belcanto-rollen zijn ongelofelijk uitdagend”, zegt Rebeka terwijl haar ogen schitteren. “Je moet er een behoorlijk uithoudingsvermogen voor hebben, vooral voor die laatste scènes die Donizetti steeds voor zijn koninginnen in petto heeft. Dan heb je al een hele avond op de toppen van je kunnen gezongen en dan komt er nog zo’n enorme finale climax die ruim een half uur duurt. Slopend. Zo’n scène moet je heel uitgekiend opbouwen. Niet alleen vocaal, maar ook acterend.  

‘Al je gevoel moet jij zingend én acterend in dat personage stoppen’ 

“Er wordt weleens denigrerend beweerd dat het belcanto-repertoire saai zou zijn. Men bedoelt dan vooral de orkestbegeleiding, die vaak uit niet meer bestaat dan een simpel, kabbelend oem-pa-da-da-da-da.” Ze zingt het langzaam en droogjes voor. “Maar daardoor gaat alle aandacht naar het zingende personage. En terecht. Het genre heet niet voor niets belcanto – het mooie zingen. Al je gevoel moet jij zingend én acterend in dat personage stoppen, het orkest ondersteunt slechts. Dat is behoorlijk lastig, die emotionele en fysieke druk moet je aankunnen.
“Ik ben geen instinctieve zangeres, ik ontdek de dingen door ze te doen. Daarbij moet je soms lef hebben. Ik was pas 27 jaar toen ik in Salzburg met Riccardo Muti de rol van Anna in Rossini’s Maometto II zong. Wat een ongelofelijk zware rol is dat. Je bent de hele tijd maar aan het zingen, zingen, zingen. Echt hoor, die rol is zwaarder dan drie op elkaar gestapelde Traviata’s van Verdi. Als ik dit overwin, dacht ik destijds, kan ik de hele de wereld aan.”  

‘Als het mogelijk is, ga ik zelf op zoek naar het manuscript’ 

Al worden de Tudor-opera’s tegenwoordig vaak als een trilogie gebracht, Donizetti heeft ze niet als dusdanig geconcipieerd. Hij schreef ze binnen tien jaar voor drie heel verschillende sopranen. Rebeka staat erom bekend dat ze zelf op zoek gaat naar de manuscripten van de partituren. Daarmee wil ze zo dicht mogelijk bij de oorspronkelijke bedoelingen van de componist komen.
“Ik ging aan de officiële partituuruitgaves twijfelen toen ik in Rome de Petite messe solennelle van Rossini zong. De geweldige Rossini-kenner Philip Gossett was er ook, en die had een facsimile van de partituur bij zich. Omdat ik me in bepaalde passages in de mis niet senang voelde, heb ik me een middag opgesloten met het Rossini-facsimile, en ontdekte heel wat verschillen met de kritische editie van de partituur. Op zo’n editie zou je je toch moeten kunnen verlaten. Maar nee. Sindsdien twijfel ik aan alle kritische edities, en ga waar mogelijk zelf op zoek naar het manuscript. Daarin staat alles wat je moet weten, en kun je ontcijferen wat er op dat moment in het hoofd van de componist omging.  

‘Waarom zou ik een tweede Callas willen zijn?’ 

“Een ballerina die in Tsjaikovski’s Zwanenmeer danst, moet eerst en vooral alle passen die in de choreografie staan tot op de millimeter kennen. Voor ons zangers is het niet anders. We willen tegenwoordig in de opera allemaal modern zijn, een jonger publiek trekken. Maar die danspassen en zangnoten zijn dan wel oud, ze zijn nog steeds boeiend en aantrekkelijk. Vanuit dat vastliggende materiaal moeten dirigent, regisseur en zanger proberen de waarheid te vinden. Een andere manier is er niet.  

“Jezelf blijven, dat is belangrijk. Toen ik Trieste Bellini’s Norma zong, was de hele pers uitgelopen naar dat relatief kleine operahuis. Ik was eerst verbaasd. Maar toen realiseerde ik me dat iedereen daarheen kwam omdat Maria Callas precies op die plek in 1953 dezelfde rol had gezongen. Men was daar om te kijken hoe die vermetele Russin – ze zagen me niet eens als Letse – het waagde om in de schoenen van Callas te stappen. Maar waarom zou ik een tweede Callas willen zijn? Als ik Norma’s aria Casta diva zing, dan is dat mijn gebed, en van niemand anders.  

“In de Tower in Londen heb ik het graf van Anna Boleyn bezocht. De gids die me rondleidde had duidelijk een hekel aan haar. Nog altijd, na bijna vijfhonderd jaar! Vanwege Boleyn had Hendrik VIII de Engelse kerk immers losgeweekt van Rome. Ze is niet eens begraven in een goeie doodskist, maar in een houten doos waarin men pijlen bewaarde. Dat soort details, het voegt allemaal toe aan de interpretatie van een rol.”

 

Click here for the full interview