Press feedback after Donizetti’s opera “Anna Bolena” premiere in Dutch National Opera house
Peter va der Lint / 13 mei 2022
Ovaties zijn zelden onterecht. Maar zelden was een publieksexplosie meer terecht dan dinsdagavond aan het eind van Gaetano Donizetti’s Anna Bolena. In de moordende slotscène gooide de Letse sopraan Marina Rebeka zich met huid en haar in de huiveringwekkende waanzin van koningin Anna Boleyn. Die staat op het punt haar hoofd te verliezen en krijgt van Donizetti nog een vocale steeple chase van een half uur voor de kiezen.
Rebeka haalde met ongelofelijke souplesse, bewonderenswaardig uithoudingsvermogen en spatzuivere coloraturen glorieus de eindstreep. Daarbij geholpen door de uiterst genuanceerde en geserreerde regie van Jetske Mijnssen en de fijnzinnige muzikale ondersteuning van dirigent Enrique Mazzola in de orkestbak.
Wereldster
Niet vaak reageerde een premièrepubliek dus zo ondubbelzinnig enthousiast op een slotscène. Op het immens lege toneel incasseerde Rebeka het gejuich met de allure van een wereldster. Applaus halen is ook een kunst, en de Letse liet daarin geen wens onvervuld. Dat De Nationale Opera (DNO) haar heeft weten te strikken voor deze Anna Bolena, en ook voor de volgende twee hoofdrollen in de Tudor Trilogie, mag een wonder heten. En een weldaad voor onze ogen en oren.
Die drie Tudor-opera’s van Donizetti uit de jaren dertig van de negentiende eeuw staan vooral bekend als sterren-vehikels en daarom lastig te ensceneren. Want al gauw oubollig. Mijnssen, die haar debuut maakte bij DNO, deinsde er niet voor terug en overtuigde met een esthetische, prachtig uitgelichte enscenering in een schitterend decor (Ben Baur) en met machtig mooie, stilistische kostuums (Klaus Bruns).
Op een ingeperkt voortoneel cirkelen de historische personages om elkaar heen. Hoge muren en hoge deuren – steeds meer deuren – sluiten hen in, en wat daarachter gebeurt houdt Mijnssen tot laat in de avond geheim. Maar je voelt constant dat er nog wat te gebeuren staat met dat decor. Onderhuidse dreiging. En als het dan zover is, beneemt het je de adem.
Toegevoegd personage
Schitterend bedacht is het toegevoegde personage van het meisje Elizabeth, dochter van Anna en Hendrik VIII. Via haar confronteert Mijnssen haar personages – en ons – met de wreedheid aan het hof. Wat het arme kind allemaal moet zien en ondergaan. Tegelijkertijd bereidt de regisseur ons met die ingreep voor op de volgende twee opera’s waarin deze getraumatiseerde Elizabeth een hoofdrol gaat spelen.
Schokkend is het moment dat het meisje haar koninklijke kleding wordt afgenomen als bekend wordt dat de scheiding van haar ouders door het parlement is goedgekeurd, en haar moeder de doodstraf krijgt. Het meisje moet als bastaard verder door het leven. Met dit soort veelzeggende details tuigt Mijnssen haar enscenering psychologisch op, en het werkt fantastisch.
Zoals ook het moment waarop een enorm geschoten hert op een tafel wordt gedrapeerd door Hendrik VIII. Een soort voorbode van de lijken die deze wrede Enrico (prachtrol van bas Adrian Sâmpetrean) nog op zijn geweten krijgt. De koning snijdt het hertenhart eruit en legt het in de handen van zijn geschokte echtgenote. Alsof ze haar eigen afgehakte hoofd al moet vasthouden.
Onrechtvaardig koppel
Als het decor zich aan het slot eindelijk opent, en Anna in een enorme ruimte in haar eigen waanzin verdwaalt, toont Mijnssen ons het ‘coppia iniqua’ (onrechtvaardig koppel) waarover zij zingt. Het nieuwe koninklijke paar (Hendrik VIII en Jane Seymour) in helwitte, onschuldige kostuums. Maar dat wit is bedrieglijk, zoals Mijnssen in een scène eerder heeft duidelijk gemaakt als Seymour de bruidssluier over zich heen krijgt gedrapeerd. Daarin is ze als een gevangen vlinder onder een muskietennet.
Intussen wordt er op de bühne en in de orkestbak serieus rechtgedaan aan de partituur. Geen simpele muziek, zoals vaak beweerd wordt. En de rafelige ontsporinkjes in het Nederlands Kamerorkest maakten dat soms even duidelijk. Maar dirigent Mazzola liet geen frasering, geen detail ontsnappen, en bewees (net als Mijnssen) dat dit repertoire met de juiste, precieze insteek ook nu nog levensvatbaar is.
Tenor Ismael Jordi (Percy) begon wat wankel, maar herstelde zich later volledig. Cecilia Molinari zong de overmoedige Smeton met fantastische inzet en stem, en ook Frederik Bergman maakte indruk als Anna’s broer. Naast Rebeka was vooral Raffaella Lupinacci (Jane Seymour) een ontdekking. Het grote duet van de twee rivales in de tweede akte was een vocaal en theatraal hoogtepunt op een avond als weinig andere.
Full review here: